De Hasselaren werden de ‘siren’ genoemd en de meeste ‘stadsluierikken’ hadden op hun beurt een bijnaam

De Hasselaren hadden als bijnamen ossenkoppen, jeneverstokers, kaalheren van Hasselt, beekratten, venstermikken en siren (omdat ze altijd achter een zin ‘sir’ zegden). In het nummer werd gesteld dat de ‘stadsluierikken’ zoals ze werden genoemd meestal overleden waren. Ze stonden altijd op de hoeken van de Grote Markt commentaar te geven op van alles en nog wat. Die stadsluieriken waren in 1961 verdwenen, maar ze leefden voort omdat ze nog regelmatig in de revues opdoken. De Hasselaren luisterden hun gesprekken graag af, want die waren niet van enige humor gespeend. Dit waren enkele van hun bijnamen:

De Toesch

Smaater

Zeemeermin

Vogel

Kraa

Greesoer

Pierlala

Pier Joris

Solfer Houden

Jan Bimbam

Mossel Trij

Lang Trij

Scheelen Thijs

Nol Fola

Lens Vanbilzen

Joes Vancan

Nolleke de facteur

Jan Restel

Het scheel Pommelken

Kron Susker

Appel Klaren

Pelgrim

Free Geboers

Blenne Marboegs

Jan den Aap (deze trok altijd gekke smoelen, maar was mogelijk iemand met meerdere nationaliteiten)

Pie de kerk stiet in brand

Het gek Djefke

Mie Karnoesch

Lei van de Blaubaard

Nes Caoutchou

Nellebottin

Djefke de Fluiter

Plaats een reactie

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag